17 november 2022

Wat Werkt? Buitenkans

Nieuwe initiatieven, programma’s en samenwerkingsverbanden: MAO is als lerend netwerk continu in beweging. Maar welke aanpak werkt nu echt? In de interviewreeks ‘Wat Werkt?’ delen we een succesverhalen uit de praktijk, om zo concrete handvatten te bieden die je direct kunt toepassen. Deze keer: Henny van Egmond en Monique Kuik van Buitenkans, een project opgezet met middelen van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het voorkomen van kansenongelijkheid op scholen in de regio Den Haag.

Kinderen en jongeren die in een veilige omgeving opgroeien en dichtbij huis naar school kunnen zijn vaker aanwezig, voelen zich gelukkiger én hebben een beter toekomstperspectief. De regio Haaglanden maakte daarom geld vrij voor een tweejarig project op zes scholen voor primair onderwijs en tien scholen voor het voortgezet onderwijs in Den Haag. Dit zijn scholen waar het schoolverzuim het hoogst is en vraagstukken over gedrag van leerlingen en de betrokkenheid van ouders na corona groter zijn geworden. Henny, die het project Buitenkans vanuit zijn organisatie-ontwikkelbureau vormgeeft: ‘We werken met technieken uit de veranderkunde en communicatie om zo de juiste vragen te stellen, te werken vanuit de bedoeling, met creatieve samenwerkingsvormen.’

Betrokken ouders

De rode draad in die manier van samenwerken? De verantwoordelijkheid teruggeven aan de professional. Daarnaast zet het project ook sterk in op wijkgericht samenwerken en op de betrokkenheid van ouders. Monique, een van de projectleiders van Buitenkans, is samen met haar collega Hajar Oumansour onder andere betrokken bij het dossier Ouderpartnerschap in het primair onderwijs. Op een van de scholen zagen we dat weinig ouders de school binnenkwamen. Daar hebben we een oudercoördinator ingezet die lokale activiteiten organiseert in en om de school waar veel ouders op afkomen. Dat heeft gewerkt: we zien de ouders nu veel vaker.’

Welbevinden als fundament

Dat is kenmerkend voor de aanpak van Buitenkans, vertelt Monique: ‘Het is belangrijk dat je aansluit bij wat er speelt op school, op de populatie. Daarna ga je met de mensen in het werkveld een ambitie formuleren: wat is er nodig? Dat is overal weer anders.’ Om die ambitie te formuleren, moet je met een breder perspectief naar de leerlingen kunnen kijken. Wiskunde en Nederlands zijn weliswaar belangrijk, maar het welbevinden van kinderen is van fundamenteel belang voor hun functioneren. Monique: ‘Tijdens een dialoogsessie gaven jongeren bijvoorbeeld aan dat als ze goede cijfers halen, er niet naar hen werd omgekeken. Een gesprek met een mentor krijg je alleen als je slecht presteert, is de gedachte. Terwijl het met die jongeren mentaal helemaal niet zo goed ging. Ze hadden veel stress.’

Samenwerken vanuit een gedeelde visie

Om te voorkomen dat kinderen en jongeren verzuimen en ervoor te zorgen dat ze zich goed voelen, is verandering nodig. Het startpunt voor die verandering is het versterken van de samenwerking tussen alle betrokken partijen binnen de keten onderwijs, zorg en jeugd, maar natuurlijk ook de ouders en kinderen zelf. Henny zette hiervoor in opdracht van de gemeenten en onderwijs vier jaar geleden een programma op. De aanleiding? De verslechterde samenwerking en het besef dat het zo niet verder kon. Het bureau van Henny had weinig ervaring in de wereld van onderwijs en jeugdhulp, maar wel met vraagstukken over samenwerking.

‘We gebruiken hiervoor een veranderkundig model van Kaats en Opheij, dat zich richt op leren samenwerken tussen organisaties. Wil je een samenwerking goed vormgeven, dan moet je allereerst zoeken naar een gedeelde visie. In de voorbereiding van ons programma lazen we bij elke organisatie op papier dezelfde visie: ‘Het kind staat centraal’ of iets soortgelijks. Maar in de gesprekken stelden we vast dat deze visie voor elk van die organisatie eigenlijk iets anders betekende of in de praktijk niet werd ingevuld. We hebben toen met alle partners een gezamenlijke ambitie geformuleerd: ieder kind heeft het recht om zich veilig en optimaal te ontwikkelen in de eigen context. Op dit moment lopen meer dan vijftien projecten, die allemaal in de praktijk zijn begonnen.’

Professioneel en persoonlijk

Voor een goede samenwerking is het verder van belang dat je recht doet aan ieders belangen. En die zijn voor iedereen anders. Daarna ga je kijken of je alle elementen in huis hebt om de samenwerking professioneel te organiseren en of die samenwerking ook op persoonlijk vlak goed is ingericht. Tot slot kijk je of de gezamenlijke visie iets oplevert. Zo ja: dan kun je ermee verder. Zo niet: dan moet je samen terug naar de tekentafel.

Praktisch, toegankelijk en opschaalbaar

Op basis van de goede ervaringen met het programma besloot Den Haag de helft van de middelen die de gemeente kreeg van het Nationaal Programma Onderwijs hieraan ter beschikking te stellen. Met dat geld werd het project Buitenkans opgezet, een buitenkans om de samenwerking tussen scholen, de wijk, de gemeente en de gezinnen op een aantal plekken in de regio opnieuw vorm te geven en waar nodig te versterken. Monique: ‘Het is een tijdelijk project, dit schooljaar loopt het af. Daarom willen we de kennis die we opdoen niet alleen delen, maar ook borgen en opschalen, zodat de scholen het straks zelf kunnen voortzetten als wij weg zijn en nog meer scholen kunnen profiteren van wat er afgelopen jaren is ontwikkeld en geleerd en hier zelfstandig mee aan de slag kunnen.’

Daarom houdt de organisatie van Buitenkans het graag praktisch en laagdrempelig. Monique: ‘We hebben een heel toegankelijke website en een tijdschrift gemaakt, organiseren masterclasses en livecasts en in januari staat er een kennisfestival op de planning. Alles om het tastbaar te maken.’

Out of the box

Of het verzuim op de scholen binnen het project omlaag gegaan is, kan straks worden vastgesteld aan de hand van de verzuimcijfers van de scholen. In elk geval hoort Monique in de wandelgangen al veel positieve geluiden over de nieuwe vormen van samenwerking die zijn opgezet. ‘De korte lijntjes, het out-of-the-box-denken werpen hun vruchten af. Ook het aanpakken van verzuim – in Den Haag spreken ze overigens liever over de Haagse aanwezigheidsaanpak  – in relatie tot welbevinden van jongeren is kansrijk. Daarom vinden we het ook zo belangrijk om met elkaar te blijven leren van wat werkt. Het landschap is al zo versnipperd, maar daarbinnen hoeft niet iedereen opnieuw het wiel uit te vinden.’

Meer weten? Kijk op https://www.project-buitenkans.nl/ voor meer informatie over Project Buitenkans.

 

Henny van Egmond is programmamanager van Buitenkans en mede-eigenaar van organisatie-ontwikkelbureau Yolk. Yolk is sinds vier jaar verantwoordelijk voor het programma Samenwerking passend onderwijs en jeugdhulp in Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk. Daarnaast leidt Yolk ook de realisatie van de Lokale Educatieve Agenda in het Westland.

 

Monique Kuik is projectleider bij Buitenkans. Zij heeft een pedagogische achtergrond en altijd op het snijvlak onderwijs, welzijn en zorg gewerkt. Ze is verantwoordelijk voor de dossiers Welbevinden in het Voortgezet Onderwijs en samen met haar collega Hajar betrokken bij Ouderpartnerschap in het Primair Onderwijs.