‘Trek problematiek van verschillende leeftijden uit elkaar’

Om de ontwikkelkansen van alle kinderen te vergroten hebben we alle ogen, nodig. In deze serie portretten laten we mensen aan het woord die hun blik werpen op Met Andere Ogen. Dit keer Hans Spigt, voorzitter Jeugdzorg Nederland

  1. Wie ben je en wat is je (professionele) rol?

‘Ik ben voorzitter van Jeugdzorg Nederland (https://www.jeugdzorgnederland.nl/), de brancheorganisatie voor alle organisaties en instellingen belast met zowel de uitvoering van jeugd & opvoedhulp als gespecialiseerde jeugdzorg. De vereniging behartigt de belangen van de jeugdzorginstellingen in het overleg met alle partners die in de uitvoering van de jeugdwet betrokken zijn. We hebben het dan over (kwetsbare) kinderen die opgroeien in een moeilijke omgeving met soms ingewikkelde  problemen. Vanuit deze rol zit ik ook in de stuurgroep van Met Andere Ogen. Ik vertegenwoordig in de Stuurgroep een  brede achterban van de jeugdhulp en jeugdbescherming. Dat is soms best lastig. Tussen die partijen zitten immers hele grote verschillen in rol en taak. Daarnaast ben ik voorzitter van de BGZJ; de Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (https://www.brancheszorgvoorjeugd.nl/). Dit is het samenwerkingsverband van Jeugdzorg Nederland, de Nederlandse Ggz, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en Vereniging Orthopedagogische Behandelcentra (VOBC). Het is onze gezamenlijke  ambitie dat alle kinderen gezond en veilig opgroeien en zich optimaal kunnen ontwikkelen. Daarom maken we ons sterk voor goede randvoorwaarden zodat onze leden  hun werk optimaal kunnen doen en kinderen, jongeren en gezinnen met complexe problemen de best passendezorg en hulp krijgen. Als lid van de stuurgroep MAO draag ik die ambitie uit: ik laat me  leiden door de vraag, hoe zorgen we ervoor dat we de juiste beweging in de samenleving organiseren?’

  1. Waar staat Met Andere Ogen voor in jouw ogen?

‘Met Andere Ogen gaat over de relatie zorg-onderwijs. Het is heel belangrijk dat we tot een veel betere aansluiting komen van zorg op de leefwereld van kinderen. De school is hierbij een belangrijke pijler. Het gaat over wat voor het kind van belang is. Als hij in de problemen komt, hoe wordt hij dan geholpen en waar komt hij terecht. Het moet voor kinderen makkelijker zijn om hulp te krijgen als ze dat nodig hebben.

Daarnaast moet Met Andere Ogen zich bezighouden met het ophalen van goede initiatieven in de regio zodat ze geïmplementeerd kunnen worden in andere regio’s. Ten derde zou MAO moeten kijken hoe we tot een meer integrale afstemming komen van het  jeugdbeleid in de driehoek gezin – school – vrije tijd. Dit moet nog verder ontwikkeld worden. Hier zie ik ook een taak voor de gemeenten.

Als we een echte verbeterslag willen maken in de aansluiting van zorg en onderwijs en we het voor kinderen en ouders makkelijker willen maken om hulp in te schakelen, dan kan  de school een belangrijke rol spelen.. Vergroot de aanspreekbaarheid van zorgpartijen in ondersteunende zin: laagdrempelig, goed benaderbaar, makkelijk in beeld en niet problematiserend. Mocht er toch specialistische hulp nodig zijn, dan moet die makkelijk in te zetten zijn. Het voordeel van MAO is dat we niet spreken onder wiens verantwoordelijkheid het is, maar juist over hoe we het organiseren. Belangrijk is ook dat de schotten tussen de hulpverleningsinstellingen weg zijn. Daarnaast is het zinvol ouders op een veel makkelijkere manier te betrekken bij vraagstukken rondom hun kind. Niet alles hoeft immers professioneel opgelost te worden. Soms volstaat een duwtje in de goede richting en kunnen ouders veel meer zelf doen.’

  1. Welk kind heb je voor ogen, hoe draag je bij aan het vergroten van zijn of haar ontwikkelkansen? 

‘Kinderen die een  kwetsbaar profiel hebben. Dat gaat niet specifiek over de sociaal zwakkere milieus, maar in de praktijk zijn diewel oververtegenwoordigd. Kinderen die vastlopen in hun ontwikkeling of opgroeien in een onveilige situatie. Onveiligheid gaat niet alleen over fysiek bedreigd worden, maar ook over kinderen die zich door omstandigheden thuis anders  ontwikkelen dan ze zelf zouden willen of zouden doen als ze wel in een veilige situatie opgroeien. Dat de druk op kinderen veel te groot is om bijvoorbeeld mee te helpen in het huishouden en ze niet de kans krijgen om zich spelenderwijs te ontwikkelen. . Het belangrijkste is dat je deze kinderen op school herkent. Dat kan doordat ze op school ander gedrag vertonen dan anderen. Bijvoorbeeld omdat ze op school agressief zijn. Dan moet je je afvragen waarom. Ook de lerende omgeving speelt een rol. Kan een kind de vraagstukken op school delen met zijn ouders? Spreken ze de taal, en geven  ze de kinderen de ruimte om te leren of ontbreekt de kennis om het schoolwerk van hun kinderen te begrijpen?’

  1. Wat kun je zelf bijdragen aan Met Andere Ogen?

‘Ik wil problemen signaleren en met de onderwijspartijen en de gemeenten bespreken hoe we  de jeugdhulp beter kunnen inzetten rond het kind en op de school. Wat is er voor nodig om dit goed te organiseren? Mijn bijdrage is om te kijken of de afspraken die we op gemeentelijk niveau tussen de verschillende organisaties maken, helpen om de professionals beter hun werk te laten doen. De professionals in de wijk moeten elkaar beter kunnen vinden en ze moeten in staat zijn praktische oplossingen te vinden voor wat kinderen en ouders vragen. Ik vind het belangrijk dat de schoolbesturen afspraken maken over de inzet van jeugdhulp op scholen. Er is budget voor zorg, dat wordt vaak besteed aan onderwijs gerelateerde zorg zoals remedial teaching, altijd gericht op de onderwijskant, terwijl het ook gaat over de begeleiding van kinderen en hun gedrag die indirect invloed hebben op de situatie op school. Een onderwijzer met een klas van 28 kinderen heeft niet de tijd om aan alles aandacht te besteden. Waar kunnen kinderen met dit soort vraagstukken dan heen? Dat moeten we met elkaar bespreken. Wie is in staat om het zo te sturen dat we een veel transparanter systeem krijgen over hoe je de hulp van ouders en kinderen organiseert.? Ouders zijn bij het primair onderwijs vaak nog wel betrokken, maar bij het voortgezet onderwijs is die afstand veel groter. Sommige problemen bij kinderen, zoals depressiviteit en andere psychiatrische problematiek, komen pas tijdens de pubertijd echt naar voren. We moeten ons meer focussen op het voortgezet onderwijs en MBO, niet te prioritair op de voorschoolse periode en  op het primaire onderwijs. Je moet de problematiek van de verschillende leeftijden uit elkaar trekken.’

  1. Vul aan: voor mij is Met Andere Ogen geslaagd als….

‘… we tot een data- set van 10 indicatoren kunnen komen op basis waarvan we in elke regio afspraken kunnen maken over de inzet van zorg rondom scholen en gezinnen. Vervolgens moeten we analyseren Het : over welke groepen kinderen praten we en welke problemen hebben zij? Breng op regionale schaal in kaart waar de kinderen en hun ouders wonen (verspreid of in te benoemen buurten).  En die data moeten we vervolgens gebruiken om tot een steeds betere resultaatgerichte aanpak te komen.’